skip to Main Content

Dit bericht heeft 46 reacties

    1. Dat werkt hetzelfde als bij voorbeeld 1 in de video ‘formule opstellen’, alleen lees je die 2 coordinaten dan af uit de grafiek.

  1. Er is nog geen nieuwe video over logaritmisch papier en over de examenopgaven, die wel in de prezi staan. Die komen later pas, excuses daarvoor.

  2. Bij de meerdere groeifactoren.
    Waarom wordt er bij het voorbeeld 1 van 21% 1,21 gemaakt en bij het voorbeeld 2 van 75%, 90% ect. 0,75 en 0,90 gemaakt en dan geen 0,25 of 0,10?

    1. Goede vraag! Bij voorbeeld 1 komt er 21% bij, maar bij voorbeeld 2 blijft er 75% over. Dus in feite gaat er 25% af. En bij 25% afname hoort een factor 0,75. Dus het is net toevallig dat de formulering andersom is. Zelfde bij 0,90. Er blijft 90% over, wat hetzelfde is als 10% afname, dus 0,9.

  3. Bij meerdere groeifactoren voorbeeld 2 komt er bij de groeifactor 0,87 uit. Maar als je van groeifactor naar procent gaan doe je toch: 1 – 0,87 x 100% = 13% ?

    1. Goede vraag! Er is inderdaad een afname van 13%, dat heb je goed berekend.
      Maar de vraag was nu niet de procentuele afname, maar hoeveel procent er overgaat naar het volgende jaar. Dus juist hoeveel procent er overblijft, het tegenovergestelde! Omdat er 13% af gaat, blijft er 87% over.

    1. Eerst de vergelijking die je wil oplossen.
      Dan overschrijven wat er in je rekenmachine staat: nSolve(….,x) = …
      Dan je conclusie

  4. Is er ook een trucje om snel te zien dat iets bijvoorbeeld ’60 keer zo klein is’ zoals in de video wordt weergeven? Ik snap namelijk niet goed hoe ik dit kan uitrekenen.

    1. Je moet goed weten hoeveel maanden in een jaar zitten, hoeveel maanden in een kwartaal, hoeveel dagen in een maand, uren in een dag, minuten in een uur, etc.
      In 1 jaar zitten 12 maanden.
      Dus in 5 jaar zitten 5*12=60 maanden.

  5. Maakt het dus niet uit dat er voor die 3,1 nog B=42 staat?
    Of moet je die ’42’ ook nog ergens in je berekening gebruiken?
    Alvast bedankt!

    1. Goede vraag! Je kan het beste eerst je x-as instellen. Dat doe je aan de hand van het verhaaltje, schat een beetje in welke waarden de x allemaal zou kunnen aannemen (kijk of het om jaren, minuten, dagen gaat).
      Daarna kun je de optie ZoomFit gebruiken, die stelt je y-as automatisch in!

  6. 1 dag voor het wiskunde examen nog hier de filmpjes gekeken over wat ik niet begreep. Nu snap ik alles. Dit is echt geweldig!

  7. Als je 32 macht wortel 2 wilt invullen in je rekenmachine
    Hoe moet je die 32 als macht in je rekenmachine doen, want ik krijg dan eerst ans

    1. Moet je even aan iemand anders vragen, want ik kan vanaf hier niet zien welke GR je hebt. Je kan anders ook tot de macht (1/32) doen, dat is hetzelfde.

    1. Goede vraag, moest er even over nadenken!
      Maar dat kan niet. Een afname van 100% betekent dat je niets overhoudt. Als bijvoorbeeld de hoeveelheid 50 met 80% afneemt, hou je 10 over. Neemt het 100% af, hou je 0 over. Dus meer dan 100% kan het niet afnemen.

  8. Hoi ik snap niet waarom bij het filmpje meerdere groeifactoren, bij het 2e voorbeeld de groeifactoren 0,75 en 0.9 zijn. En waarom deel je het eigenlijk door 0,5 :{?

    1. Dat komt uit de percentages die in de tekst staan! 75% wordt 0,75, 90% wordt 0,9 en 85% wordt 0,85. Na het vierde jaar is er nog 50% van de oorspronkelijke hoeveelheid over, dus die vier factoren (kleine pijltjes) moeten gelijk zijn aan 0,5 (grote pijl).

  9. Ligt het aan mij of is de docent veel te mooi om nog op de video te letten?
    Het liefst hoor ik alleen haar stem en heb ik niet zo’n lekkerding op mijn beeldscherm.
    Ik probeer gewoon wiskunde te leren XD

  10. Hoi hoi,

    Bij de laatste opdracht met 450 x 1,04t = 1200 kom ik met nsolve op 2,7 uit. Hoe is dit mogelijk?
    Hopelijk weet je het! Alvast bedankt !

  11. Hoi hoi

    Word deze stof over logistische groei ook getoetst op het centraal examen havo 2018?

    Alvast bedankt!

    1. Bij een grafiek kun je een tabel maken (daar moeten dan in elk geval 2 punten in staan). En bij een tabel kun je de formule opstellen zoals ik in de video Formule opstellen uitleg.

  12. Hoe moet je een vergelijking oplossen met twee onbekenden bijvoorbeeld de oppervlakte is 15625 m2 en de formule voor de opervlakte is h*b= oppervlakte
    er is nog een formule gegeven h= wortel 2 * b

    1. Dan moet je de formules met elkaar combineren. Dus bij jouw voorbeeld vul je de formule van h in op de plek van h. Dat wordt:
      wortel2*b * b = oppervlakte
      Uitleg over hoe je dat substitueren zelf doet, kun je vinden onder Basisvaardigheden en dan de video’s over Formules combineren.

  13. Hey, ik heb binnenkort mondeling staatsexamen wiskunde en ik heb een vraag over g tot de macht 1n en als het een grotere tijd wordt wordt t g tot de macht 2. Maar wanneer de groeifactor verdubbeld doe je g tot de macht t = 2 en dat oplossen op bijv de rekenmachine. Maar kan je dan niet die g tot de macht 2 doen want het wordt dan toch een grotere tijd? Zou je het verschil kunnen uitleggen tussen die; g tot de macht breuk 1n en g tot de macht n, en de halveringstijd en verdubbelingstijd?

    Voor de rest vind ik je video’s echt super duidelijk en heb ik er veel aan bedankt!

    1. Poe ik weet niet of ik je vraag goed begrijp…
      Maar ik denk dat je een aantal dingen door elkaar haalt:
      1) Een vergelijking oplossen om de verdubbelingstijd of halveringstijd uit te rekenen. (video Verdubbelingstijd & halveringstijd)
      2) De groeifactor omrekenen naar een andere tijdseenheid. (video Groeifactor)
      3) Een tijdstip invullen om een hoeveelheid uit te rekenen. (video Onbekende bepalen)

      Ik zal van alledrie een voorbeeld geven.
      1) Er is bijvoorbeeld gegeven dat het aantal bacteriën elk uur met de groeifactor 1,6 toeneemt. De vraag is, na hoeveel tijd is de hoeveelheid bacteriën verdubbeld? Je lost dan de volgende vergelijking op: g^t = 2. Je weet de groeifactor, dus die kun je invullen, dan krijg je: 1,6^t = 2. Deze los je op in je rekenmachine, dan kom je op t=1,47 uur. Dat is dan je verdubbelingstijd.
      Voor de halveringstijd werkt het ongeveer hetzelfde, behalve dat je de vergelijking g^t = 0,5 moet oplossen.

      2) Soms heb je een groeifactor gekregen en moet je die omrekenen naar een andere tijdseenheid. Ga je naar een kleinere tijd, dan doe je g^(1/n). Ga je naar een grotere tijd, dan doe je g^n.
      Bijvoorbeeld: de groeifactor per dag is 3,7. Dan is de groeifactor per uur 3,7^(1/24). Want een uur is 24 keer zo kort als een dag.
      Ander voorbeeld: de groeifactor per maand is 0,15. Dan is de groeifactor per jaar 0,15^12. Want een jaar is 12 keer zo lang als een maand.

      3) Als de beginhoeveelheid, een groeifactor en een tijd gegeven is, kun je de hoeveelheid uitrekenen. Dat kan met de formule N = b * g^t. Stel je hebt de formule: N = 320 * 0,6^t. En er is gegeven t = 8. Dan vul je in: N = 320 * 0,6^8 = 5,37. De hoeveelheid N op tijdstip 8 is dan 5,37.

  14. Vraag over de formule van logistische groei. Ga je er per definitie altijd vanuit dat bij het berekenen van het verzadigingsniveau de uitkomst van in dit geval 0,4^t ongeveer nul wordt. Omdat dit bij voorbeeld twee 0,13^t ook ongeveer nul was. En waarom wordt het dan altijd ongeveer 0?

    1. Hoi Leanne,
      Sorry voor de late reactie, ik had je vraag gemist en zie hem nu pas. Goede vraag! Het is inderdaad zo dat een 0,.. getal tot de macht ‘t’ ongeveer nul zal worden als t heel groot is. Probeer eens in je rekenmachine 0,5*0,5 (wordt 0,25), en dan nogmaals keer 0,5 (wordt 0,125), en dat oneindig vaak doen. Dan wordt het steeds kleiner, steeds dichter bij nul. Dat zul je bij elk 0,.. getal hebben die je tot de macht doet (en dus met zichzelf vermenigvuldigt).

Laat een antwoord achter aan Wiskunjeleren Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back To Top